Op veler verzoeken mijn speech tijdens het bestuurdersweekend van D66. Met een oproep niet alleen te kijken naar het Landelijk Bestuur en Landelijk Bureau, maar vooral ook zelf in de benen te komen. De vereniging dat zijn we immers allemaal
BESTUURDERSWEEKEND D66 – 6 SEPTEMBER 2013
Toen ik lid werd van deze partij, deed ik dat — denk ik — om dezelfde reden als jullie. Ik wilde de wereld veranderen! En als dochter van een parlementair journalist was ik er vroeg bij.
Ik was overtuigd Europeaan. Zo stond ik er op, dat toen geslaagd was mijn schooltas aan een Europese vlag werd gehangen. Je had mijn ouders moeten zien kijken toen ik dat zei. Ook vond ik — en dat was niet alleen in de pubertijd — dat ik zelf moest bepalen wat ik wel en niet deed. En ik vond dat iedereen dat moest kunnen. Ik vond dat politiek. En dus werd ik lid van D66. Om mijn idealen. En om mee te doen.
Dat zal — denk ik zo — voor jullie niet anders zijn en hoe lang dat is geleden maakt niet uit. Jullie — sommige van jullie ken ik wat beter — jullie wilden vast ook de wereld verbeteren. En dat is maar goed ook. De politiek — ook de gemeentelijke en de provinciale politiek — kan wereldverbeteraars goed gebruiken.
En het is hartstikke mooi om te zien dat er nog steeds wereldverbeteraars zich bij onze partij melden. Jonge, ambitieuze mensen met een rugtas vol idealen. Maar ook mensen die op latere leeftijd lid worden van D66, zitten vol idealen en ideeën over hoe het beter moet.
Als ik nieuwe leden spreek of als je gaat kijken bij een van de vele oriëntatiedagen voor, hoe zeg je dat, kandidaat-kandidaat-raadsleden — zoals morgen in Delft, georganiseerd door de afdeling Leiderdorp.
Daar bij die bijeenkomsten zitten allemaal mensen die hun wereld willen veranderen. Ze willen dat de gemeente meer ideeën van bewoners gebruikt. Ze willen dat hun dorp of wijk groener wordt. Ze willen het onderwijs of het lokale ondernemersklimaat beter maken.
Het zijn stuk voor stuk mensen die opkomen voor hun idealen én hun omgeving. En dat is mooi om te zien. Dat je idealen nodig hebt in de lokale politiek, hoef ik jullie niet uit te leggen. Sommige van jullie zetten je al heel lang in voor je gemeente of de provincie.
Sommigen van jullie tien-tallen jaren.
Paul Wessels, jij zat in 1978 geloof ik al in de gemeenteraad. Toen was ik 4! Net oud genoeg om m’n eerste flyer uit te delen! — mijn moeder kennende, was dat dan geen D66 folder, maar waarschijnlijker een folder van de vrouwenbeweging maar a la.
Een paar maanden geleden sprak ik Henk Gatajaan, een van de ondertekenaars van het appèl van 66 die me vertelde over die tijd. Over de idealen van toen. Hij me vroeg waarom mensen nú lid worden van D66, Mijn antwoord was; nog steeds “omdat ze ongerust zijn.”
Maar idealen alleen zijn niet voldoende om de onrust weg te nemen. Ik wil het vandaag dan ook hebben over het bedrijven van politiek én over de vereniging.
Het gemeenteraadslidmaatschap, het Statenlidmaatschap of wethouder of gedeputeerde zijn, is er volgens mij alleen maar moeilijker op geworden. Voor gemeenteraadsleden is er de afgelopen jaren de Wmo, de Wet Werk en Bijstand maar ook zoiets als de nieuwe omgevingsvergunning bijgekomen. En dan komen de drie grote decentralisaties er nog aan. Burgemeesters kiezen, natuurgebieden beheren — het zijn geen simpele dossiers.
Ik denk wel eens, dat ik het in mijn tijd in de provincie het een stuk makkelijker had dan Tim nu. Het terrein waar je als lokale of regionale volksvertegenwoordiger verstand van moet hebben is alleen maar groter maar vooral ook complexer geworden.
We moeten veel meer weten, meer begrijpen en meer verzamelen.En dan moet je ook nog in die tijd twitteren, je Facebook bij houden en je steetje bijdragen in de zoveelste campagne voor de zoveelste verkiezingen.
En ook dat heeft gevolgen. Het ambt volksvertegenwoordiger is veel zichtbaarder geworden. Je zou het niet zeggen als je de dalende opkomstcijfers bij gemeenteraadsverkiezingen ziet, maar we liggen als politici steeds vaker onder een vergrootglas.
Één handtekening verkeerd, een keer dronken van de fiets afvallen trekt nu alle aandacht. Vroeger haalde je als je pech had de lokale krant — Pagina 4.Tegenwoordig twittert Binnenlands bestuur álles en staat letterlijk elk opstappend raadslid op de facebookpagina van Raadsverkiezing.
Het ambt is ook kwetsbaarder geworden. Alles wat je zegt wordt opgepikt. Waarschijnlijk scherper dan je het hebt bedoelt. In de mediacratie is je oriënterende mening… al gauw een vastgeroest standpunt.
Kortom, het raads- en Statenwerk is spannender, en… zwaarder dan ooit.
Gelukkig — gelukkig — maken we ook deel uit van een steeds groter wordende vereniging. Van een handje vol wethouders in de periode 2006 tot 2010 naar ruim 100 nu. Als campagneleider voor de Europese Verkiezingen had ik te maken met misschien 40 – 50 actieve afdelingen. Nu hebben we er 250.
Ik zal jullie straks vertellen hoe wij als landelijk bestuur tegen die groei aankijken en hoe wij ons voorbereiden op de dingen die komen gaan. Maar eerst iets anders.
Dat onze partij steeds groter wordt is een zegen, maar misschien ook wel weer lastig. Een kleine partij was wel zo lekker overzichtelijk. Met korte lijnen.
Toen wij in de Staten van Groningen te maken kregen met de Agenda van de Veenkoloniën waren de lijntjes naar de raadsleden en collega statenleden in Drenthe kort. Mijn collega Lia de Ridder had minder dan een uur nodig om ze allemaal te bellen. We kende elkaar goed. De groep was overzichtelijk. Dat je elkaar helpt en informatie toespeelt gaat dan zo vanzelf en is zo vanzelfsprekend en gaat dat zo informeel dat het daarmee ook minder zichtbaar is dat je het doet.
In een grotere partij — met meer mensen die je minder goed kent en minder vaak ziet — moet je je veel vaker bewust er van zijn dat je collega’s ergens van moet informeren, samen op kunt trekken en op andere manieren elkaar helpt.
Ik bedoel, in mijn tijd kon ik alle raadsleden van de provincie Groningen makkelijk in mijn huiskamer kwijt. En ook al woon ik inmiddels wat groter nu zou dat niet meer passen.
Maar niet alleen de vereniging is groter. Dat we straks in ruim 300! gemeentes aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoen — en laten we er voor het gemak eens van uit gaan dat we in al die 300 gemeentes ook vertegenwoordigers krijgen — geeft D66 ook een enorme verantwoordelijkheid en brengt een enorme verplichting met zich mee.
Een verantwoordelijkheid omdat we al die nieuwe raadsleden niet kunnen laten zwemmen tussen de door de wol geverfde haaien van PvdA of CDA of VVD of welke partij er in jouw gemeente het altijd voor het zeggen heeft gehad.
Een verplichting, omdat we het nodig hebben dat die nieuwe volksvertegenwoordigers het in die gemeente fantastisch gaan doen.
Die nieuwe raadsleden en vaak ook bestaande raadsleden komen terecht in die mooie draaikolk van de lokale politiek waar je hard moet werken om het hoofd boven water te houden.
Tegelijkertijd kunnen wij — in die mediacratie — het niet permitteren dat er een partijgenoot kopje onder gaat. Gedonder straalt af op ons allemaal.
Groter worden geeft ons verantwoordelijkheid. Verplichtingen naar elkaar toe.
- De verplichting om anderen te helpen
- De verplichting om anderen om hulp te vragen
- De verplichting om dingen zelf op te pakken.
Al eerder had ik over de groeiende complexiteit van het politieke handwerk. Maar om je idealen en ideeën ook om te zetten in realiteit heb je soms een zetje nodig. Ik vind dat lid zijn van een vereniging en namens die vereniging politiek bedrijven, je ook het recht geeft hulp te krijgen ván die vereniging. Dat doen we met trainingen, vraagbaken zoals de Bestuurdersvereniging en expertisebijeenkomsten. Maar dat moet ook met coaching, begeleiding en gewoon iemand die je even kunt spreken als je er niet uitkomt.
Ik bedoel, ik snap ook dat politiek bedrijven voor de meeste van ons begint in de eigen zolderkamer — in je hoofd. En daar is gelijk hebben en gelijk krijgen hetzelfde. In de gemeenteraad, of op de markt, of tijdens een bewonersbijeenkomst is gelijk hebben en gelijk krijgen zeker niet hetzelfde. En soms heb je er ook hulp bij nodig om die vertaalslag te maken. En daar kunnen we elkaar bij helpen.
Immers jullie zijn niet alleen het politiek kapitaal van D66, maar ook het verenigingskapitaal. Met al jullie ervaring, know-how en politiek fingerspitzengefühl.
Dat betekent dat jullie ook voor anderen eenvoudig vindbaar en inzetbaar moeten zijn. Het bestuur en het landelijk bureau kan dat natuurlijk faciliteren, door het organiseren van bijeenkomsten, door te investeren in het digitaal ontsluiten van kennis. Maar jullie moeten het doen.
Ik zeg het nog maar: zeker na de groei na 19 maart kunnen we ons niet permitteren dat één van ons het niet redt.
Maar dit betekent ook dat jullie zelf aan moeten geven dát je die hulp nodig hebt.Ik weet het, politici zijn stronteigenwijze mensen en D66-politici al helemaal. Maar ik vind wel, dat als jij je als volksvertegenwoordiger naar een collega-partijlid of je eigen afdelingsbestuur niet kwetsbaar genoeg op kan stellen. om hulp te vragen of voor zelfreflectie. Door aan te geven als iets niet helemaal soepel loopt In het politiek handelen, bij lastige dossiers maar ook als het om mensen onderling gaat. In de fractie, met de wethouder of met je afdeling.
Dat zijn de momenten waar je moet kunnen voelen dat je niet allen lid bent van een politieke partij, maar ook van een vereniging. Waar we weten dat we sterker worden, als we elkaar kunnen helpen.
Want, en dan kom ik bij mijn laatste punt, en het is een enorme dooddoener, de vereniging bestaat bij de gratie van ons allemaal. Wij zijn die vereniging.
Te vaak hoor ik tijdens mijn rond door Nederland. “Jullie moeten daar wat aan doen” Maar als we gaan wachten tot al die vaak terechte behoeften door de toch al knoeperhard werkende medewerkers op het Landelijk Bureau gaan worden op gepakt, gaan we er niet komen.
En als je iets nodig hebt, kun je het ook gewoon doen. Masterclasses zijn niet ontstaan doordat iemand riep dat het goed zou zijn om onze leden te trainen en te inspireren en vervolgens naar het Landelijk Bureau te kijken. Maar omdat ze in Utrecht gewoon begonnen zijn. Dloquentia’s bestaan niet door een landelijk initiatief, maar omdat ze in Amsterdam, Utrecht, Vught, Den Haag en op andere plaatsen gewoon zijn begonnen.
En als daar behoefte aan is, helpt het Landelijk Bestuur of Landelijk Bureau natuurlijk graag mee. Want dit Landelijk Bestuur is er om er voor te zorgen dat jullie je mooie werk kunnen doen. Zo zetten we het ook in ons strategisch plan wat ergens in de komende weken door ons wordt vastgesteld. Gebaseerd op de gesprekken die wij hebben gevoerd met allerlei geledingen in de partij.
Laat ik alvast een tip van de sluier uit het strategisch plan oplichten.
Als eerste willen we meer debat en meer interactie. Meer mogelijkheden om online van gedachten te wisselen, ook op bijvoorbeeld één dossier.
We willen het mogelijk maken dat politici van D66 onderling meer contact houden.
Jullie zijn het netwerk natuurlijk zelf, maar we willen met onze bescheiden middelen wel helpen dat jullie makkelijker met elkaar van gedachten kunnen wisselen en de drempels om elkaar op te zoeken te verlagen. Meer bijeenkomsten zoals laatst met de wethouders financiën van de kleine gemeenten en Wouter Koolmees. Of met alle eenmansfracties om gezamenlijk te kijken hoe je voorkomt dat je vereenzaamd.
En we willen de organisatie van de partij aanpassen aan de omvang van de vereniging. Nog geen twee jaar geleden hebben we met de “Verbindende Vereniging” gekozen voor een verdere professionalisering. De groei van de partij en de toenemende verantwoordelijkheid vragen om een versnelling van deze agenda.
Goed, ik heb het heel erg gehad over dingen die geregeld moeten worden, maar laat me jullie dit ook vertellen. Ik heb jullie gezegd waarom ik lid ben geworden van D66, maar er is ook een reden bij te noemen waarom ik lid ben gebleven. Dat waren niet alleen de idealen, maar ook de mensen bij wie ik me altijd net zo thuis heb gevoeld als bij de waarden die ik met ze deel.
Een van de redenen waarom onze organisatie beter moet worden, is omdat juist het organiseren van wat wij delen, de gezelligheid, warmte en vriendschappelijkheid niet moeten hinderen. Want professionaliteit van een organisatie hoeft nooit te leiden tot zakelijkheid van hoe we met elkaar omgaan.
We zijn een mooie club, een partij vol idealen en oplossingen. En als wij het voeren van de vereniging nét zo serieus doen als het bedrijven van politiek, hebben we een mooie, stabiele toekomst voor ons.